Sinds 1 januari 2001 wordt een lidmaatschapsrecht van een coöperatie voor de toepassing van de aanmerkelijk belangregeling gelijkgesteld met een winstbewijs en een coöperatie met een vennootschap. Deze wetsbepaling heeft geen terugwerkende kracht tot de periode voor 1 januari 2001. Dat betekent dat lidmaatschapsrechten van een coöperatie in het jaar 2000 niet onder de werking van het aanmerkelijk belangregime vielen. De procedure had betrekking op een oprichter en bestuurder van...

De eigenaren van de kavels van een plantage in Costa Rica waren lid van een coöperatieve vereniging die het beheer van de plantage op zich had genomen. Nadat de kavels door de eigenaren als kapitaal waren ingebracht in een BV werd de vereniging in 1996 opgeheven. Een van de eigenaren betaalde in 1997 contributie en een bijdrage voor het beheer en onderhoud van de plantage. De vraag was of deze...

De Hoge Raad heeft een arrest gewezen over de afschrijving op participaties in vastgoedmaatschappen die beleggen in verhuurde kantoorpanden. In geschil was of afschrijving mogelijk was en vervolgens hoe de afschrijving bepaald moest worden. Voor deze laatste vraag speelden meerdere factoren een rol, zoals de bepaling van de restwaarde van grond en opstal en de mogelijke invloed op de restwaarde van inflatie en andere omstandigheden die de waardeontwikkeling beïnvloeden. Verder...

Onder de Wet IB 1964, die gold tot 1 januari 2001, waren kosten die drukten op inkomsten aftrekbaar. Met de invoering van de Wet IB 2001 per 1 januari 2001 is de aftrekbaarheid van kosten beperkt. Zo is het niet meer mogelijk om kosten in aftrek te brengen op het loon. Loon omvat niet alleen de inkomsten uit de huidige dienstbetrekking, maar ook inkomsten uit een vroegere dienstbetrekking zoals pensioen.

De Hoge Raad heeft een arrest gewezen over de afschrijving op participaties in vastgoedmaatschappen die beleggen in verhuurde kantoorpanden. In geschil was of afschrijving mogelijk was en vervolgens hoe de afschrijving bepaald moest worden. Bij deze laatste vraag speelden meerdere factoren een rol, zoals de bepaling van de restwaarde van grond en opstal en de mogelijke invloed op de restwaarde van inflatie en andere omstandigheden die de waardeontwikkeling beïnvloeden. Verder...

De Wet Inkomstenbelasting 2001 biedt de mogelijkheid om de kosten voor het volgen van een opleiding of studie in aftrek te brengen op het inkomen van box 1. De opleiding moet dan wel gevolgd worden met het doel om inkomen uit werk en woning te verwerven. Dat betekent dat de kosten van een studie die uit liefhebberij wordt gevolgd niet voor aftrek in aanmerking komen. Na de onvrijwillige beëindiging van...

De grens tussen een hobby en een bedrijf is niet altijd duidelijk te trekken. De activiteiten kunnen soms een zodanige omvang aannemen dat wat als hobby begon een bedrijf is geworden. Zolang er verlies geleden wordt is er meestal nog sprake van een hobby, maar zodra er winst wordt gemaakt is al gauw sprake van belastbare nevenactiviteiten of van een bedrijf. Een verzamelaar van botten en fossielen bouwde en verkocht...

Fiscale partners kunnen de verdeling van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en van hun vermogen in box 3 zelf bepalen. Ook na het indienen van de aangiften inkomstenbelasting kunnen de partners de verdeling nog wijzigen tot het moment waarop de aanslag van één van beide partners onherroepelijk vaststaat. Een aanslag staat onherroepelijk vast als de bezwaartermijn is verstreken. Het kan voorkomen dat de aanslag van de ene partner al onherroepelijk vaststaat op het...

Sinds 1 januari 2001 wordt de verhuur van een pand aan een BV waarin de verhuurder van het pand een belang van 5% of meer heeft gerangschikt onder het resultaat uit overige werkzaamheden. Dat betekent dat de opbrengst van de verhuur en de bij verkoop gerealiseerde meerwaarde van het pand belast zijn tegen het progressieve tarief van box 1, met andere woorden tegen maximaal 52%. Bij de invoering van de...

De staatssecretaris van Financiën heeft in een besluit uit 2002 voor een bepaalde categorie bestelauto’s van de zaak een gunstigere regeling gegeven voor woon-werkverkeer dan voor personenauto’s van de zaak. Een werknemer met een personenauto van de zaak voelde zich daardoor benadeeld. Naar zijn mening was er geen verschil in gebruik en dus geen reden voor een verschillende behandeling van een bestelauto en een personenauto. Het bedoelde goedkeurende beleid gold...