Tot 1 januari 2010 kende Nederland het recht van overgang. Dat was van toepassing op de erfrechtelijke verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken als de erflater niet in Nederland woonde. De vrijstelling voor de echtgenoot zoals die bestaat voor het recht van successie gold niet voor het recht van overgang. Het Hof van Justitie EG heeft geoordeeld dat verschillen in behandeling van ingezetenen en niet-ingezetenen zijn toegestaan omdat hun... |
Selected: 201003
Remove selection(s)
Afgezien van de mogelijke toepassing van een vrijstelling moet degene die een schenking krijgt daarover schenkingsrecht betalen. De hoogte van het schenkingsrecht is afhankelijk van de omvang van de schenking en van de relatie tussen schenker en begiftigde. Hoe nauwer de band tussen beiden, hoe hoger de vrijstelling en hoe lager het tarief. Met name tussen ouders en kinderen gelden hoge vrijstellingen en lage tarieven. Om optimaal daarvan te... |
De inkomsten uit het beheren van vermogen vallen in box 3 als inkomsten uit sparen en beleggen. Wanneer de activiteiten rond het beheren van het vermogen zodanige omvang aannemen dat zij normaal actief vermogensbeheer te boven gaan, kan sprake zijn van winst uit onderneming. De opbrengsten vallen dan niet in box 3 maar in box 1. De eigenaar van een aantal verhuurpanden had tot en met het jaar 2000 de... |
Wanneer een ondernemer investeert in bedrijfsmiddelen heeft hij onder voorwaarden recht op investeringsaftrek. Wordt een bedrijfsmiddel waarvoor investeringsaftrek is genoten binnen een termijn van vijf jaar verkocht, dan moet de ondernemer een desinvesteringsbijtelling bij de winst doen. Het ongedaan maken van een investering waarvoor (nog) geen investeringsaftrek is genoten, is geen desinvestering en heeft niet tot gevolg dat een desinvesteringsbijtelling moet worden gedaan. |
Een BV had geld geleend aan een dochtermaatschappij. Deze leningen waren geen informele kapitaalstortingen en waren ook niet onzakelijk. Het vermogen van de dochtermaatschappij was negatief. De BV schold de dochtermaatschappij haar schuld kwijt. Voor de kwijtschelding bestond geen zakelijke reden. Het negatieve vermogen van de dochtermaatschappij werd door de kwijtschelding positief. De dochtermaatschappij had geen aflossingsverplichting. Een betalingsachterstand in de aflossingen was dus niet aan de orde. Naar het... |