Een in Nederland gevestigde houdstermaatschappij hield in de jaren 1990 en 1991 aandelen in meerdere buitenlandse werkmaatschappijen. De houdstermaatschappij maakte in die jaren, naast kosten die verband hielden met haar deelnemingen, ook kosten die betrekking hadden op haar eigen beursnotering en kosten ten behoeve van investeerders en beleggers (investors relations costs). Hof Den Haag was van oordeel dat deze kosten niet in aftrek op de winst konden worden gebracht door... |