De eigenaar van een woonhuis gaf aan zijn ouders voor onbepaalde tijd het gebruiksrecht van de woning. De ouders moesten de kosten van gas, water en licht betalen en een vergoeding van ƒ 600 per maand. De waarde van de woning bedroeg ten minste ƒ 1,4 miljoen. De financiële positie van de ouders was niet zodanig dat zij hulpbehoevend waren. Het verstrekken van het gebruiksrecht kon daarom niet worden aangemerkt... |