BTW & sport gemeenten

Essentie

Op 8 april jl. heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak, waarin een gemeente een beroep deed op het overgangsrecht bij de wijziging van de sportvrijstelling in de omzetbelasting per 1 januari 2019 (art. 11, eerste lid, onderdeel e Wet Omzetbelasting 1968). De Rechtbank oordeelde dat de gemeente hier geen gebruik van kon maken van de overgangsregeling omdat er geen koop-/aanneemovereenkomst was gesloten. Het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek, het maken van diverse specifieke kosten en het beschikbaar stellen van een investeringskrediet door de gemeenteraad waren niet voldoende voor de toepassing van het overgangsrecht.

 

Feiten en omstandigheden

Gemeente is voornemens een nieuw zwembad te realiseren, bestaande uit meerdere binnenbaden en een te renoveren buitenbad. Daarnaast zal er tevens een ijshal worden gerealiseerd op betreffende locatie. Ook is gemeente voornemens een indoorsportcentrum te realiseren. Ten behoeve van de bouw van deze projecten heeft de gemeenteraad het besluit genomen akkoord te gaan met de bouw van het zwembad, de ijshal en het indoorsportcentrum.

Voorafgaande aan het gemeenteraadsbesluit zijn haalbaarheidsonderzoeken uitgevoerd, investeringskredieten beschikbaar gesteld en is in de gemeentelijke administratie een inrichting gemaakt om de (project)kosten te verantwoorden. Het betreft de volgende kosten voor zowel de ijshal, het combibad en het indoorsportcentrum:

  • Omgevingsonderzoeken
  • Grondonderzoeken
  • Installatie- en sonderingsadviezen
  • Afvoer van asfalt en tribunes
  • Kosten voor het inschakelen van een architect en andere adviseurs

Nadat per Raadsbesluit de gemeente akkoord is gegaan met de bouw, heeft een aanbestedingsprocedure plaatsgevonden.

 

Geschil

Gemeente heeft in haar aangiften omzetbelasting Q1 en Q2 2019 verzocht om teruggave omzetbelasting ten aanzien van o.a. de kosten die verband houden met het zwembad, de ijshal en het indoorsportcentrum.

De vraag is of de gemeente een beroep kan doen op het overgangsrecht bij de wijziging per 1 januari 2019 van de sportvrijstelling.

Dit overgangsrecht geeft het volgende aan:

In het geval dat een koop-/aannemingsovereenkomst ter zake van een sportaccommodatie is gesloten vóór 1 januari 2019 en de bouw daarvan ook voor die datum is aangevangen, vindt de aftrek van belasting plaats, die ná 31 december 2018 ter zake van de bouw van de sportaccommodatie in rekening wordt gebracht of na 31 december 2018 is verschuldigd.

 

Oordeel Rechtbank

Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat gemeente géén beroep kan doen op het overgangsrecht. Zij voldoet namelijk niet aan de voorwaarde dat er een koop-/aannemingsovereenkomst is gesloten en dat de bouw ook vóór 1 januari 2019 is gestart. Gemeente is weliswaar verplichtingen aangegaan en heeft hiermee ook kosten gemaakt, maar niet aannemelijk is gemaakt dat deze verplichtingen vergelijkbaar zijn met een koop-/aannemingsovereenkomst. Derhalve heeft de Rechtbank geoordeeld dat gemeente geen beroep kan doen op de overgangsregeling, waardoor geen recht bestaat op aftrek van Btw.

 

Conclusie

Door deze uitspraak vallen kosten die zijn gemaakt in de aanloopfase die niet kwalificeren als een koop-/aanneemovereenkomst, niet onder het overgangsrecht. Deze kosten vallen ook niet onder de SPUK-regeling.

Dit betekent dat de btw over deze kosten kostprijsverhogend werkt, terwijl een gemeente bij het aangaan van de verplichting nog uitging van een btw-belaste sportexploitatie!

Indien uw gemeente ook gebruik heeft gemaakt van de overgangsregeling, is het raadzaam te checken of uw situatie wordt geraakt door deze uitspraak.

Wenst u hulp of bijstand hierin, neemt u dan contact op met Marijn van Acht.