BTW naheffingsaanslagen: belastingrente terecht, verzuimboetes niet

Hof Den Haag heeft 15 oktober jl. een uitspraak van de Rechtbank Den Haag bevestigd, waarin zij heeft geoordeeld dat aan een gemeente terecht belastingrente in rekening is gebracht over de opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting. Daarnaast heeft het Hof aangegeven dat er voor een verzuimboete geen plaats is bij een suppletie die een HT-gemeente heeft ingediend.

Ter info: tegen de hofuitspraak is cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

ECLI:NL:GHDHA:2020:2223

De procedure

Gemeente Den Haag heeft over de jaren 2012 tot en met 2015 suppletieaangiften BTW ingediend. De inspecteur heeft vervolgens naheffingsaanslagen opgelegd, waarbij tevens belastingrente in rekening is gebracht. Over de jaren 2013 en 2014 is tevens een verzuimboete opgelegd. De naheffingsaanslagen hebben gedeeltelijk betrekking op bedragen die de gemeente via het BTW compensatiefonds (hierna: BCF) had moet terugvragen. Zij heeft deze bedragen echter ten onrechte verantwoord in haar BTW aangiften. Na een aanvullende opgave voor de vaststelling van de vergoeding uit het BCF zijn deze bedragen alsnog verwerkt.

Renteberekening

In geschil was of aan de gemeente terecht en tot de juiste bedragen belastingrente in rekening is gebracht over de jaren 2012-2015. De gemeente was namelijk van mening dat de Belastingdienst onterecht belastingrente in rekening had gebracht dan wel dat de belastingrente tot een te hoog bedrag in rekening is gebracht. Bij de invoering van het BCF zou een rente-neutraliteit zijn beoogd, waar nu een inbreuk op zou worden gemaakt. Bij een BTW of BCF correctie waarbij een teruggaaf wordt verleend wordt immers een rente vergoed over andere tijdvakken dan waarover de belastingrente bij een naheffingsaanslag BTW of terugbetaling BCF in rekening wordt gebracht. Bij een teruggaaf wordt slechts in uitzonderlijke gevallen rente vergoed. De gemeente stelt dat als de wetgever de bedoeling zou hebben gehad bij spiegelcorrecties tussen het BCF en de omzetbelasting de ‘rente-neutraliteit’ te laten vervallen, hij dit wel expliciet in de toelichting van de wet op het BCF zou hebben opgenomen. Verder had de gemeente zich op het standpunt gesteld dat er sprake zou zijn van een begunstigend beleid: op het moment dat de Belastingdienst de bedragen reeds in haar bezit had, zou het niet reëel zijn om belastingrente in rekening te brengen. Immers zou de Belastingdienst geen rente nadeel ondervinden. Dit zou betekenen dat als gevolg van dit beleid geen belastingrente verschuldigd zou zijn.

De Belastingdienst stelt dat de belastingrente terecht in rekening is gebracht, overeenkomstig de wettelijke bepalingen. Hierin is ook niets opgenomen over de zogenaamde rente-neutraliteit. Verder geeft de Belastingdienst aan dat er geen sprake is van het door de gemeente gestelde (begunstigende) beleid en als dat al zo zou zijn, dan is dit beleid reeds ingetrokken.

Het Hof Den Haag stelt, in navolging van Rechtbank Den Haag, de Belastingdienst in het gelijk.

Uit de wettelijke bepalingen blijkt namelijk dat bij tegenover elkaar staande correcties, waarbij suppleties leiden tot alsnog te betalen omzetbelasting versus alsnog te ontvangen vergoedingen uit het BCF, de te betalen belastingrente en de te vergoeden belastingrente berekend wordt over twee verschillende tijdvakken. Uiteindelijk wordt er in gevallen als de onderhavige derhalve meer rente in rekening gebracht dan vergoed. Uit de Nota van Wijziging (Kamerstukken II 2011/12, 33 245, nr. 8 (NvW), blz. 4 en 5) blijkt dat de wetgever zich bewust is van dit verschil, en de door de gemeente gestelde rente-neutraliteit aldus niet heeft bedoeld.

Ten aanzien van het standpunt van de gemeente dat er sprake zou zijn van begunstigend beleid vanuit de zijde van de Belastingdienst heeft het Hof zich eveneens aangesloten bij het oordeel van de rechtbank: het BCF is geen belasting, maar een compensabele regeling. De Belastingdienst is echter belast met het uitvoeren van deze regeling. Er moet worden gerealiseerd dat het gaat om twee verschillende middelen, namelijk heffing van BTW enerzijds en de compensabele regeling van het BCF anderzijds, hierop ziet het beleid niet.

Boete

De gemeente heeft aangegeven dat zij dubbel wordt belast vanwege het feit dat er, naast het in rekening brengen van belastingrente, tevens verzuimboeten zijn opgelegd.

De Belastingdienst geeft aan dat de verzuimboeten overeenkomstig de wetgeving en het beleid van de Belastingdienst zijn vastgesteld.

Het Hof heeft betreffende de verzuimboeten bepaald dat de inspecteur deze ten onrechte heeft opgelegd. De gemeente heeft een Horizontaal Toezicht (hierna: HT) convenant gesloten met de Belastingdienst. Dit heeft mede geleid tot het indienen van de suppletieaangiften BTW. Het doel van zowel HT als het opleggen van belastingrente is dat aangiften tijdig en correct worden ingediend. Derhalve heeft de inspecteur niet in redelijkheid tot de beslissing kunnen komen om ook nog verzuimboeten op te leggen, welke ook het doel hebben om ervoor te zorgen dat de fiscale verplichtingen tijdig worden nagekomen. Bij een positieve op opbouwende handelswijze van de gemeente om zo goed mogelijk te voldoen aan de fiscale regelgeving is geen plaats voor een boete.


Gevolgen voor de praktijk

Bij een suppletie BTW die gepaard gaat met een correctie BCF over dezelfde bedragen is een gemeente meer rente verschuldigd dan dat er wordt terugontvangen. Om de pijn bij gemeenten zoveel als mogelijk te verzachten zou in beeld moeten worden gebracht of zij bij een dergelijke suppletie tevens andere BTW correcties kan meenemen in dezelfde beschikking, waarbij de gemeente recht heeft op BTW teruggave. Op die manier wordt het bedrag waarover rente wordt berekend namelijk gedrukt tot een renteberekening over het saldo waardoor uiteindelijk minder belastingrente verschuldigd is door de gemeente. Dit betekent ook dat een gemeente terughoudend moet zijn met verschillende correcties aan te geven met afzonderlijke suppleties. Ook al wenst de gemeente hiermee mogelijk haar goede wil te tonen, kan dit tot gevolg hebben dat er in dat geval rente is verschuldigd over een bijbetaling, terwijl deze niet wordt vergoed over een latere teruggaaf. Als de bedragen worden gesaldeerd binnen 1 beschikking, zal alleen over het saldo rente worden berekend.

Verder is het van belang voor een gemeente binnen HT om na te gaan of er verzuimboeten zijn opgelegd aan de gemeente bij een suppletie. Indien de gemeente zelf, uit eigen beweging, de stap heeft gezet richting de Belastingdienst inzake het doen van suppletieaangiften BTW en de daarmee samenhangende correcties BCF om, mede in het kader van HT, tijdig en correct de aangifte te verzorgen is het onredelijk dat daar bovenop tevens een verzuimboete is opgelegd door de inspecteur. Tegen een dergelijke verzuimboete kan de gemeente zich succesvol beroepen.

Wij merken op dat tegen de hofuitspraak cassatie is aangetekend, dus wij blijven deze zaak volgen.

Uiteraard kunnen wij gemeenten helpen om inzichtelijk te krijgen hoeveel BTW alsnog zou kunnen worden gecompenseerd bij het BCF, en hoe de eventueel te betalen belastingrente als gevolg van een BTW suppletie kan worden geminimaliseerd. Daarnaast kunnen wij ondersteuning bieden, of de gemeente geheel ontzorgen, met het oog op het indienen van een bezwaar- of beroepschrift. Indien u hierover meer wilt horen, nodigen wij u van harte uit om contact met ons op te nemen.


Auteurs: Marijn van Acht & Mitchel Broeren