Prinsjesdag 2018

Prinsjesdag 2018 ligt weer achter ons. In dit artikel geven wij kort weer wat de gevolgen zijn van de wetsvoorstellen 2019 voor de btw.





Tariefsverhoging

Per 1 januari 2019 zal het lage btw-tarief van 6% worden verhoogd naar 9%. In de toelichting wordt slechts verwezen naar het regeerakkoord. Het kabinet volgt hiermee wel de internationale tendens van een verschuiving van de heffing van directe belastingen, zoals inkomsten- en vennootschapsbelasting, naar een grotere opbrengst van indirecte belastingen, zoals de btw.

Er komt geen overgangsrecht zodat ondernemers aan kunnen sluiten bij het reguliere moment van verschuldigdheid. Heeft u daarover specifieke vragen, aarzel niet om contact met ons op te nemen.

Btw en sportaccommodaties

Het kabinet komt, zoals aangekondigd, met een serie maatregelen over het ter beschikking stellen sportaccommodaties. In veel gevallen zal, aldus de Memorie van Toelichting, het niet meer mogelijk zijn sportaccommodaties btw-belast te exploiteren. Daarvoor in de plaats komt, wederom aldus de Memorie van Toelichting, een stimulerend beleid van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Van de sportvrijstelling zijn uitgesloten:

  1. Het verlenen van toegang tot wedstrijden, demonstraties en dergelijke;
  2. Het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen die op grond van objectieve kenmerken niet geschikt zijn voor sportbeoefening;
  3. De exploitatie van sportaccommodaties door ondernemers met een winstoogmerk.

Bij punt 3 mag de winst niet ontstaan door niet btw-belaste subsidie. Is de subsidie btw-belast, dan is wel sprake van een winstoogmerk. De afwezigheid van een winstoogmerk is ook van toepassing als een gemeente een sportaccommodatie tegen een vergoeding die lager is dan de integrale kostprijs ter beschikking stelt. Voor het begrip “integrale kosten” verwijst de Toelichting naar artikel 25i van de Mededingingswet, alsmede de Wet Markt en Overheid.

Ook een instelling/onderneming die systematisch streeft naar overschotten die zij vervolgens uitsluitend aanwendt voor de instandhouding of verbetering van haar prestaties, wordt aangemerkt als een instelling zonder winstoogmerk. Het winstoogmerk moet blijken uit het maken van overschotten ter verdeling onder de leden.

Met deze maatregel is de wetswijziging niet van toepassing op commerciële sportscholen.


Een belangrijk punt is de btw op investeringen uit de periode vóór 1 januari 2019. Hier maakt de wetgever onderscheid tussen drie situaties:

  1. Aanvang bouw vóór 1 januari 2019, ingebruikname ná 1 januari 2019: Omdat is uitgegaan van btw-belaste exploitatie en geen gebruik kan worden gemaakt van de nieuwe subsidieregeling, blijft aftrek van voorbelasting bestaan. Dit geldt alleen voor die gevallen waarbij het vervallen van het aftrekrecht louter het gevolg is van de verruiming van de sportvrijstelling. Was dus van meet af aan geen sprake van het voornemen tot btw-belaste exploitatie, dan is deze regeling niet van toepassing;
  2. Bouw wordt in 2018 afgerond, maar de ingebruikname vindt niet voor 1 januari 2019 plaats. Wettelijk gezien wordt dan de in aftrek gebrachte voorbelasting weer verschuldigd. De overgangsregeling komt erop neer dat de herziening van de in aftrek gebrachte btw achterwege blijft;
  3. Heeft de bouw en de ingebruikname van de sportaccommodatie plaats gevonden vóór 1 januari 2019 en is thans sprake van btw-belaste exploitatie, dan vinden de herzieningsregels geen toepassing. Anders gezegd; de aftrek van btw uit het verleden blijft onaangetast.

De drie hiervoor genoemde overgangssituaties zijn niet van toepassing op investeringen ná 1 januari 2019.

De verruiming van de sportvrijstelling is niet van toepassing als sportaccommodaties voor andere doeleinden ter beschikking worden gesteld dan de sport. Denk bijv. aan een jaarlijkse antiekbeurs in een sporthal. Voor een dergelijke activiteit blijft btw-belaste exploitatie (dus deels) mogelijk.

Wij hebben hiervoor een samenvatting gegeven van de wetsvoorstellen. Of deze uiteindelijk worden aangenomen, dan wel in stand kunnen blijven omdat zij mogelijk niet voldoen aan de Europese btw-wetgeving, blijft natuurlijk in het ongewisse. Van ontwikkelingen houden wij u natuurlijk op de hoogte.

Wat missen wij in de voorstellen

  1. Kleine ondernemersregeling: er was aangekondigd dat deze zou wijzigen. Nu is sprake van een korting of “kwijtschelding” van het per saldo te betalen jaarlijkse btw-bedrag door natuurlijke personen. De nieuwe regeling zou als basis een omzetgrens hebben en van toepassing zijn op alle btw-ondernemers, dus ook bijv. op stichtingen en BV’s;
  2. Herziening op diensten waarop men pleegt af te schrijven: nu zijn de herzieningsregels alleen van toepassing op leveringen en de regeling zou worden verruimd naar diensten. Denk bijv. aan een investering in specifieke software of een grote verbouwing.

Wij willen en kunnen niet uitsluiten dat hierover binnenkort nog wetsvoorstellen worden ingediend.

Als u vragen heeft over de inhoud van dit artikel, dan kunt u contact opnemen met onze collega Gert Vos.