Nieuwsflits afvalactiviteiten.

Auteur: Marijn van Acht

 

Parlementaire geschiedenis

Gemeenten zijn sinds 1 januari 2016 vennootschapsbelastingplichtig voor zover zij een fiscale onderneming drijven. Hiervan is sprake als met een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal wordt deelgenomen aan het economisch verkeer met het oogmerk om winst te behalen. In deparlementaire geschiedenis werd aangegeven dat er bij het inzamelen van huishoudelijk afval niet wordt deelgenomen aan het economisch verkeer, waardoor niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor een fiscale onderneming en daarmee geen sprake is van VPB-plicht.

Afvalactiviteiten

 

Verkoop recyclebaar afval

De vraag diende zich vervolgens aan, hoe moet worden omgegaan met de opbrengst uit reststromen van afval. Met de verkoop van recyclebaar afval wordt immers wél deelgenomen aan het economisch verkeer. 

 

Standpunt gemeenten

Veel gemeenten hebben zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een fiscale onderneming voor het huishoudelijk afval. Afvalstoffenheffing is immers maximaal kostendekkend, in deze tariefberekening wordt rekening gehouden met de opbrengst van het recyclebaar afval. Hierdoor wordt niet voldaan aan het winstoogmerk en is om die reden geen sprake van een fiscale onderneming. Daarnaast is het recyclebaar afval een restproduct van de inzamelactie, er wordt met de verkoop geen waarde aan het recyclebaar afval toegevoegd. Mocht sprake zijn van een afzonderlijke beoordeling voor het inzamelen en verkopen van afval, zou de heffingsgrondslag voor de verkoop nihil bedragen. De waarde van het recyclebaar afval was reeds aanwezig op het moment dat het de ‘inzamelactiviteit’ verlaat en overgaat naar de ‘verkoopactiviteit’. 

NVRD brancheafspraken

De Nederlandse Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement (NVRD) is in 2016 in overleg getreden met de Belastingdienst om te komen tot brancheafspraken. Deze afspraken zijn op 22 februari 2019 gepubliceerd. 

Er wordt aangegeven dat bij een gemeente met huishoudelijke afvalactiviteiten, de volgende activiteiten worden onderkend:

  1. Inzameling van huishoudelijk afval;
  2. Het zich ontdoen van huishoudelijk afval tegen een positieve opbrengst

Daarbij wordt aangegeven dat de het begrip ‘inzameling’ letterlijk wordt uitgelegd, hetgeen betekent dat ‘het zich ontdoen van huishoudelijk afval tegen een positieve opbrengst’ hier niet onder wordt geschaard. 

Voor de winstbepaling van de activiteit “het zich ontdoen van huishoudelijk afval tegen een positieve opbrengst” kan worden uitgegaan van de transactional net margin method, hetgeen kort gezegd neerkomt op een percentage van de opbrengst. Dit percentage is op basis van een benchmarkonderzoek vastgesteld op 1%. 

Indien de afvalactiviteiten door een samenwerkingsverband worden verricht, moet beoordeeld worden waar “het zich ontdoen van huishoudelijk afval tegen een positieve opbrengst” wordt belast: op het niveau van de samenwerking of op het niveau van de deelnemers. De winstmarge wordt bij samenwerkingen en gemeenten op dezelfde manier bepaald.

 

Beschouwing

Met deze afspraak is meer duidelijkheid gekomen over de vraag hoe moet worden omgegaan met de verkoop van recyclebaar afval. Het is echter jammer dat er in de discussie niet wordt ingegaan op het clusteringsvraagstuk. Alvorens wordt toegekomen aan een winstbepaling tussen activiteiten, moet eerst worden vastgesteld of er tussen de activiteiten een dusdanige onderlinge verwevenheid bestaat dat de activiteiten gezamenlijk als cluster moeten worden aangemerkt. Als immers sprake is van een cluster, moet op clusterniveau worden vastgesteld of überhaupt sprake is van VPB-plicht en niet op activiteitenniveau.

Hiermee is het primaire standpunt dat veel gemeenten in de aangifte VPB hebben ingenomen, namelijk dat er geen sprake is van een winstoogmerk voor het cluster afval, niet beantwoord. Impliciet is te lezen dat de Belastingdienst en de NVRD overeenstemming hebben bereikt dat er geen sprake is van een cluster. De bepaling van een winstmarge per activiteit zou immers overbodig zijn als sprake is van een maximaal kostendekkend cluster.

Daarnaast wordt aangegeven dat het begrip ‘inzameling’ letterlijk wordt uitgelegd, en dit betekent dat het ‘zich ontdoen van huishoudelijk afval tegen een positieve opbrengst’ hier niet onder valt. Hierbij komt natuurlijk de vraag op, hoe moet worden omgegaan met ‘zich ontdoen van huishoudelijk afval tegen een negatieve opbrengst’Vanuit een letterlijke lezing van ‘inzameling’, zou een onderscheid tussen het ontdoen tegen een positieve dan wel negatieve opbrengst geen onderscheid maken. Het ontdoen wordt immers gescheiden van het inzamelen van afval. 

Het feit dat zo expliciet wordt aangegeven dat het ontdoen tegen een positieve opbrengst wordt afgezonderd van inzamelen, suggereert dat het ontdoen tegen betaling, wél meeloopt met de inzameling van huishoudelijk afval. Op zichzelf is dit een opvallende gedachtegang.

Ter voorkoming van discussie verwachten wij dat veel gemeenten uiteindelijk zullen meegaan in de tussen de NVRD en Belastingdienst gemaakte afspraken en derhalve VPB gaan afdragen over 1% van de verkoopopbrengst van het recyclebaar afval. Als gevolg hiervan kan de afvalstoffenheffing bij de gemeente met een gelijk bedrag worden verhoogd, waardoor deze VPB-heffing met de afvalstoffenheffing wordt betaald.

 

 

Als u vragen heeft over de inhoud van dit artikel, dan kunt u contact opnemen met onze collega Marijn van Acht.